Controle
Verveeld staart de jongeman in het hokje voor zich uit. Het witte hokje waarin hij zit, rechts naast de hoofdingang van het ziekenhuis, doet denken aan de wachthokjes vroeger bij de kazerne. Daarin kon je alleen maar staan, was de voorkant helemaal open, en stond je in weer en wind. Deze jongen zit op een stoel, met een tafel voor zich, waar hij op kan leunen. Zijn linker ellenboog op het tafelblad, ondersteunt hij met de linker hand zijn hoofd, dat na een paar uur toch behoorlijk zwaar aan het worden is vermoed ik. Zijn lippen hangen mistroostig naar beneden. Slechts zijn ogen draaien zich naar het raam toe, zijn hoofd blijft rotsvast op zijn hand liggen, beweegt geen millimeter. Hij kijkt de voor hem staande man aan, scant zijn gezicht en vraagt dan: ‘hebt u last van verkoudheid?’. ‘Nee.’ ‘Koorts?’. ‘Nee’. Stuk voor stuk wringen de woorden zich een weg tussen zijn lippen door, hopende dat er alleen maar ‘nee’ geantwoord wordt op zijn vragen. Als het lijstje is afgewerkt, en alles met nee beantwoord is, krijgt de man een foldertje, en toestemming om het ziekenhuis te betreden.
Mijn beurt. Zijn ogen zijn alweer richting waarschijnlijk telefoon op het tafelblad afgedaald. Met een vrolijk “Goedemorgen!” probeer ik wat leven in de jongeman op te wekken. Een vruchteloze poging. Nog langzamer dan bij de man voor me komen zijn ogen weer naar het raam, en kijken me aan met een blik van: ‘Val me niet lastig. Ga naar het andere loket. Zie je niet hoe.... zwaaaaaar ... ik het heb?’ De glimlach op mijn gezicht straalt echter geen enkel medelijden of begrip uit. Ik wil naar binnen, en moet daar deze horde voor nemen. ‘Heeft u...’ begint hij. Verbazingwekkend.
Nog steeds heeft zijn hoofd geen millimeter bewogen. Zal ik eens kijken hoe hij reageert als ik zeg: ‘Ja, ik heb koorts, heb een loopneus, diarree, droge mond, ruik niks meer, maar wil toch naar binnen!’ Gewoon voor de lol? Of zou hij dan op een geheime rode knop drukken, diep verborgen onder zijn bureautje, waardoor er een oranje zwaailamp uit het dak van het hokje schiet! Om dan vervolgens bestormd te worden door potige sportschool gespierde bewakers, die niets anders kunnen dan je fijn knijpen. “Hallo meneer? Bent u er nog? “De jongen kijkt me doordringend aan. Zijn hoofd heeft de steun van zijn hand verlaten, hij zit nu rechtop, wachtend op wat komen gaat. ‘eeeh ... nee, nee, hoor, ik heb nergens last van!’ trek ik gauw mijn wel heel verleidelijke ondeugende keutel in, en loop braaf met het zojuist ook aan mij overhandigde foldertje de hal in. Dat krijg je er nou van, als je een ander wat op probeert te vrolijken. Voor je het weet zit je als melaatse in een arrestantebusje van de handhavers, en word je afgevoerd, terug naar je thuis quarantaine. Dat ging maar net goed daar bij de deur. Gauw naar mijn afspraak, ergens hier in het doolhof dat ziekenhuis heet.